Aan het einde van het Paleozoïcum verschilde het geografische beeld van West-Europa aanzienlijk van het tegenwoordige. De noordkant van het Iberisch blok (Iberia) lag dichter bij het Armoricaans Massief. De Golf van Biscaye is pas na het Paleozoïcum geopend door een draaiende beweging van Iberia tegen de wijzers van de klok in. Men mag wel aannemen dat de structuur van het Armoricaanse Massief zich voortzet in die van het Iberische blok. Bovendien lag Iberia verder naar het westen. Grote laterale breuken wijzen op aanzienlijke verschuivingen. Aan de andere kant van Frankrijk lagen Corsica en Sardinië, beide met een variscische (hercynische) kern. Ook zij hebben na het Paleozoïcum een zwaai gemaakt. Een belangrijk probleem in de geschiedenis van WestEuropa is de vraag, in hoeverre deze gebieden een eenheid vormden. Dit probleem is aan de orde gekomen nadat met de theorie der schollentektoniek duidelijk was geworden, dat grote ketengebergten langs de randen van de continentale blokken (cratons) ontstaan, en binnen een groter continent komen te liggen wanneer twee cratons tegen elkaar botsen. Dit was b.v. het geval met de Noordwesteuropese Caledoniden door de botsing van het Amerikaanse en het Noordeuropese craton, of met de Alpiden (de hele alpine keten) met de botsing van Eurazië en Gondwana. Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat de Varisciden in een vergelijkbaar proces zijn ontstaan.

, , , , , , , , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

A. Brouwer. (1994). West-Europa in een wijd panorama: mogelijke schollenbewegingen tijdens de Variscische orogenese. Gea, 27(3), 105–106.