Zandverzamelaars halen hun zandmonsters vaak uit klastische sedimenten die ook grind bevatten. Dit grind blijft achter in één of meer zeven, waarvan de fijnste ± 2 mm is. Het grind wordt over het algemeen niet nader bekeken, het gaat immers om het zand! De samenstelling van grind hangt, uiteraard, af van de herkomst van het sediment, 144 Gea, 1997, nr. 4 evenals de samenstelling van de zware mineralen in zand. Voor de sediment-geoloog is het voordeel van het analyseren van grind dat men, behalve de zeven, geen dure (en giftige) scheidingsmiddelen nodig heeft, zoals zware vloeistoffen, voor het verkrijgen van zware mineralenfracties. Grof grind kan met het blote oog worden bekeken, terwijl voor fijn grind een eenvoudige microscoop voor opvallend licht voldoende is. Een methode, die destijds door de heer J.G. Zandstra op de Rijks Geologische Dienst (thans Nederlands Instituut voor toegepaste Geowetenschappe TNO) ontwikkeld is, omvat de bestudering van de fractie van 3-5 mm. Deze methode werd (en wordt nog steeds) vooral gebruikt voor de lithostratigrafische onderverdeling van niet -mariene Boven-Tertiaire en Kwartaire afzettingen. Het gebruik van deze methode is mogelijk omdat veel riviersedimenten grind van deze afmeting bevatten. Ook zandverzamelaars kunnen deze werkwijze toepassen.

, , ,
Gea

Copyright: GEA/auteur

Stichting Geologische Aktiviteiten

L. Krook. (1997). Het bemonsteren en analyseren van fijn grind. Gea, 30(4), 144–144a.