Dit enorme veen ligt tegen de Duitse grens aan, voor driekwart ten noorden van de weg Eupen-Monschau, en is landschappelijk bijzonder mooi door zijn golvend karakter. De Getzbach ontspringt bier, waardoor een vrij diep dal twee aan weerszijden gelegen veengebieden scheidt. Vrij dicht bij de genoemde verkeersweg liggen een paar vrijwel ronde kuilen die geheel of gedeeltelijk dichtgegroeid zijn met hoogveen. Op enkele kleine gaten na is er geen water meer te zien uitgezonderd één kuil die helemaal niet volgegroeid was en alleen een oeverbegroeiing had van Eleocharis palustris, Sphagnum cuspidatum en S. recurvum. De andere kuilen hadden dikke veenmospakketten van Sphagnum recurvum waarvan de toptakken een prachtig vijfrjjige, spiraalvormige bebladering hadden. Als (een mozaiek waren de donkergekleurde veenmossen als het ware “ingelegd”: bruinviolette S. magellanicum, groenbruine S. papillosum en licht amberkleurige S. imbricatum. Hoogveenplanten zoals Andromeda, Oxycoccus en Narthecium waren natuurlijk ook aanwezig. Op de overgebleven zandruggen van oude veenafgravingen hebben zich enorme kussens Polytrichum commune gevestigd. De rijkdom aan mossoorten was hier echter niet groot. Afgezien van een stroomgat met Philonotis fontana en Sphagnum auriculatum var. inundatum waren alle tussenliggende putten volgegroeid met Sphagnum recurvum of S. cuspidatum. Langs de Getzbach werd het interessanter, maar de soorten die gevonden werden in en langs de beek waren wel zo dezelfde soorten als die van de Helle of Bayehon. Ook hier vonden we Sphagnum girgensohnii en s. robustum in berkenbroek. Een stenen bruggetje over de Getzbach zorgde nog voor een kleine afwisseling; een paar typische kalkmossen groeiden op de ruwe cement tussen de stenen: Encalypta streptocarpa en Schistidium apocarpum.