Dat het rivierengebied een geheel eigen karakter heeft, bleek tijdens deze excursie ook op het gebied van de lichenen. Hoewel de soortenlijst niet byzonder lang is (76 soorten), staan er toch een aantal soorten op, die hier voor het eerst in Nederland gevonden zijn. Het meest karakteristiek zijn uiteraard de buitendijkse gebieden. Hier liggen de kribben, met soorten als Staurothele catalepta en Verrucaria aethiobola, die een periodieke onderdompeling in water verdragen; zij zijn algemeen op de kribben, maar komen bijvoorbeeld ook voor op de IJsselmeerdijken. De steile bazalt-glooingen van de winterdijken bieden ook een geheel eigen biotoop; hoewel we er tijdens de excursie maar zeer terloops naar gekeken hebben (bij Neerijnen), leverde deze dijk twee nieuwe soorten op: Thelidium olivaceum en Rinodina teichophila. Een wilgengriend in de uiterwaarden bij Ophemert (Stiftse Uiterwaard) leverde weliswaar niet veel soorten op, maar toch een nieuwe voor ons land; het gaat nier om een Caloplaca, die we nog geen definitieve naam durven geven, vermoedelijk C. obscurella; hij was talrijk op de stemmen van de knotwilgen, en vormde talloze kleine ca 1 mm brede schubjes, met mooie scherp afgegrensde ronde soralen, zodat hij helemaal niet aan een Caloplaca deed denken. Bij leek steriel maar thuis venden we echter toch één klein apothecium, dat onmiskenbare Caloplaca-sporen bevatte.