Op de najaarsexcursie 1976 naar Texel is minder intensief naar lichenen gekeken dan de laatste jaren gebruikelijk is. De oorzaak was dat Harrie Sipman niet aanwezig kon zijn en ondergetekende alleen de tweede dag. Dat dit verslag dan toch nog van een omvangrijke soortenlijst vergezeld gaat is te danken aan de uitvoerige veldlijsten van André Aptroot en doordat ook waarnemingen van privé excursies (in 1974 en 1978) van ondergetekende en literatuurgegevens verwerkt zijn. De lijst geeft zo een zoveel mogelijk compleet beeld van wat er bekend is van de lichenenflora van Texel. Het is echter duidelijk dat er nogal wat hiaten zijn. Zo zullen soorten als Candelariella reflexa, Bacidia umbrina, Lecidea saepincola, L. soredizodes nog best weleens gevonden worden. Door de diluviale kern onderscheidt Texel zich van de overige Waddeneilanden. Op deze kern staat o.a. het bosje met oude eiken op de Hoge Berg. Hier groeien o.a. Haematomma ochroleucum en Schismatomma decolorans, soorten die op de andere eilanden niet voorkomen. Opvallend is hier de grote hoeveelheid Enterographa crassa en de aanwezigheid van Pertusaria leucostoma. De essenhakhoutbosjes en de eendenkooi in de omgeving leverden vooral verschillende Opegrapha-soorten op, Porina carpinea en Arthonia radiata. Op jonge eiketakken werd Arthopyrenia fallax verzameld, Deze niet of meestal niet gelicheniseerde ascomyceet wordt vrijwel steeds tot de lichenen gerekend omdat verwante soorten wel gelicheniseerd zijn. Tot nu toe werd hij nog niet uit Nederland vermeld, maar ik heb hem al meermalen in oud herbariummateriaal gezien en ook op Vlieland en Schiermonnikoog verzameld.