Op de voorjaarsexcursie van 1979 heeft de Bryologisch-Lichenologische Werkgroep een bezoek gebracht aan de nieuw aangelegde bossen in de Noordoostpolder. Evenals voor paddestoelen en varens, zijn deze bossen ook voor mossen erg interessant, zoals onze excursieleider, Piet Bremer, heeft vastgesteld en overtuigend liet zien. De interessantheid van de mosgroei heeft meerdere redenen. 1. De bossen staan op zeer verschillende grondsoorten, ook op de betere, waarop in het oude land nauwelijks bos meer te vinden is. Bovendien bevat de grond vaak schelpen, en daarmee kalk. 2. Omdat de polder pas kort geleden drooggelegd is, heeft er nog weinig uitspoeling en verzuring van de bodem plaatsgevonden. 3. Omdat de polder nog zo jong is, ligt de veronderstelling voor de hand dat voornamelijk mossen met ruime sporenverspreiding door de wind er al hebben kunnen komen, terwijl mossen die zich vooral vegetatief verspreiden, er misschien nog niet zijn. De polder is daardoor ook interessant om de soorten die er (nog) niet zijn. Bij deze redenen speelt de tijd verstreken sinds de drooglegging een belangrijke rol. Daarom lijkt het erg interessant om ook bosaanplant te bekijken in een nog jongere polder, in Oost Flevoland. Hiervoor was er een goede gelegenheid tijdens de zaterdagexcursie van 12 mei 1979. Deze stond onder leiding van Maarten Brand, en er waren ca 12 deelnemers komen opdagen.