Bij het palaeo-oecologisch onderzoek zijn alle in sedimenten aangetroffen resten van dierlijke of plantaardige herkomst mogelijk van belang voor het krijgen van inzicht in de oecologische omstandigheden waaronder een afzetting werd gevormd. In de pollen is zowel de regionale als de lokale vegetatie vaak op onontwarbare wijze dooreengemengd. Botanische makroresten (wortels, zaden, bladeren, mossen etc.) geven een beter beeld van de lokale vegetatie. In een op ons laboratorium onderzochte sectie uit Usselo dragen de slaapmossen in belangrijke mate bij aan de interpretatie van de lokale successie. Deze sectie is grotendeels bewerkt door B. van Geel.