In de periode 1976 – 1977 werd in opdracht van Gedeputeerde Staten van Drenthe door H.A. Masselink – Beltman de epifytische korstmossenflora van Drenthe geïnventariseerd. Dit onderzoek resulteerde in het rapport ”Korstmossen in Drenthe” (Masselink – Beltman 1978). Een van de aanbevelingen in dit rapport was om in Drenthe te komen tot een ”biologisch meetnet” voor luchtverontreiniging bestaande uit een aantal permanente kwadraten op bomen waarbinnen bepaalde korstmossoorten dienen als indicatoren voor luchtverontreiniging. Eind 1978 werd begonnen met het opzetten van zo’n meetnet en werd besloten tot samenwerking met het Rijksinstituut voor Natuurbeheer dat in 1977 was gestart met het opzetten van een soortgelijk landelijk meetnet, waarbij de methode van het Drentsse meetnet zoveel mogelijk op die van het landelijke meetnet werd afgestemd. Het opzetten en controleren van het Drentse meetnet werd en wordt mede mogelijk gemaakt door een bijdrage in de kosten van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne (thans Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer).