De gebieden Midden-Delfland en de Meije-polder werden in opdracht van de Provinciale Waterstaat van Zuid-Holland door het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN) geinventariseerd op het voorkomen van epifytische lichenen (=korstmossen, verder kortweg epifyten genoemd). Hierbij werd getracht alle standplaatsen waar epifyten kunnen voorkomen te onderzoeken. De resultaten geven daarom een redelijk volledig beeld van de epifytische licheenflora van de gebieden. Midden-Delfland bleek zeer arm aan epifyten. Er komen 31 soorten voor, waarvan slechts 6 tamelijk frekwent. Het Meije-gebied is veel rijker; er werden 44 soorten gevonden, waarvan 15 frequent. Toch is ook dit gebied op landelijke schaal bezien vrij arm aan epifyten, en op Europese schaal zelfs zeer arm.