Veelal wordt aangenomen dat mossen in de meeste oekosystemen een volstrekt ondergeschikte rol spelen. Hierbij wordt dan uiteraard een uitzondering gemaakt voor venen (Sphagnum!) maar tevens voor arktische systemen. Ook hier kan de produktie en biomassa van de moslaag alsmede ook de soortenrijkdom van de moslaag hoger zijn dan die van de hogere planten. In het hier beschreven onderzoek wordt getracht een beeld te verkrijgen van de oekologische betekenis van de moslaag in kalkgraslanden. Kwantitatief spelen in de kalkgraslanden vooral grote pleurocarpen als Calliergonella cuspidata, Eurhynchium striatum en Ctenidiun molluscum een rol. Daarnaast zijn vooral Fissidens cristatus en F.taxifolius van belang. Acrocarpen als Weisia controversa kunnen veel voorkomen maar zijn kwantitatief in de Nederlandse kalkgraslanden zonder enige betekenis.