Zaterdag 4 febr. was ik ± 9.30 u. in de Kennemerduinen om het Spartel- en Vogelmeer op vogels te tellen. Het was geheel bewolkt, droog, wat nevelig weer; zwakke wind, temp. ± 5ºC. Opeens zag ik, lopend aan de hoge kant van het Vogelmeer, een enorme vogel laag vliegend aan de westkant van het meer. Duidelijk vielen de zeer brede en lange vleugels op waarvan de bovenkant goed was te zien: bruine rug en vleugelbasis en de verdere vleugel zwart. De onderkant was dito leek me, misschien iets lichter van tint. De staart was duidelijk wigvormig, de vleugels sterk gevingerd, rechthoekig, in zweefvlucht recht met alleen de uiterste punten iets omhoog gebogen. Zou het een Zeearend kunnen zijn? Maar dan beslist een juveniel eks. Of toch een andere, bijv. Bastaardarend; die hebben we tijdens een ekskursie in de Flevopolder eens gezien. Alles ging de lucht in, alle meeuwen, en kwamen niet meer omlaag. Alleen de koeten en eenden bleven in het meer, in het midden. Enige kraaien probeerden de arend aan te vallen, toen viel pas op hoe groot hij was, wel 10 x zo groot als een kraai. Na een tijdje laag vliegen met langzame vleugelslag, ging hij boven in een hoge den zitten, in horizontale zit, bleef daar enige tijd en ging weer rondvliegen. Het geheel was prachtig te zien, hoewel het hele meer en een stuk duin tussen mij en de arend was. Het zitten in de top van een den en daarna rondvliegen herhaalde zich nog eens, terwijl ik langzaan wat dichterbij kwam. Helaas vloog hij toen toch verder. Gelukkig hoorde ik 7 febr. dat Hans Schouten op vrijdag 3 febr. een juveniele Zeearend gezien heeft; kennelijk hetzelfde eks., zodat ik toen zeker was dat mijn waarneming juist was.