Anekdote. Een biologiestudente zegt tijdens het practicum gedragsonderzoek van stekelbaarsjes: „Wat kijkt die stekel kwaad”. Niko Tinbergen, in 1947 net benoemd tot hoogleraar in de experimentele zoölogie: „Juffrouw, dat kunt u niet zo zeggen. Een dier reageert op prikkels, we moeten de oorzaken van zijn gedrag en de biologische functie ervan zoeken.” Voor veel natuurliefhebbers was zoiets in die tijd een omslag in hun beleving: vogels zingen niet om God te loven of omdat ze er zin in hebben, maar omdat zang een functie in voortplanting en territoriumhandhaving heeft. Medegrondlegger van het functionalistisch verklaren van diergedrag was de Nederlandse Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen (1907-1988), bioloog, vogelaar, schrijver, tekenaar en fotograaf. Oud-leerling Hans Kruuk heeft over hem een rijk met foto’s en tekeningen voorziene, warme biografie geschreven. Zeer aansprekend zijn vooral de jeugdjaren van het hyperactieve kind, spijbelend van school, een fanatieke natuurtiener, gevormd in de pas opgerichte Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN). In die tijd was Nederland een hemel op aarde voor natuurliefhebbers (en een deel van die rijkdom bestaat nog steeds). Het was de tijd van Thysse’s Het intieme leven der vogels en van het maandblad van Heimans en Thysse De Levende Natuur. Aan dat blad heeft Tinbergen tussen 1926 en 1982 meer dan honderd bijdragen geleverd vooral over zijn vogelwaarnemingen in het veld. Want Niko bleef zijn hele leven vogelaar en vogelfotograaf. Bekend is de ingenieuze schuilhut, waarbij Niko zich in het zand ingroef in een kuil overdekt met rieten manden of wrakhout om de grote sterns op De Beer (Het Vogeleiland) te fotograferen. Hij stuurde regelmatig foto’s in voor de befaamde NJN natuurkalender, wat in 1926 de reactie van zijn idool Thysse uitlokte, dat ‘er nu wel genoeg plaatjes van nestelende vogels waren en er wat interessanters moest komen’. Waarop de 19-jarige terugschreef, dat nu andere hoofdstukken aan de beurt zouden komen, zoals voedsel zoeken en vogeltrek. Een eerste buitenlandse reis ging naar Rossitten in het voormalige Oost-Pruisen, de plek waar het vogelringen als wetenschappelijke methode is ontstaan. Zijn natuurlijke speurzin bracht hem tot gedragsonderzoek met eenvoudige modelproefjes, vooral bij meeuwen, sterns en ganzen vanuit Leiden en Oxford en dat heeft hem tot de grondlegger van de ethologie gemaakt. Bedelgedrag, kopschudden, begroetingsceremonie, wegkijken, agressie met remmingen en overspronggedrag, territoriaal- en paringsgedrag, deze begrippen zijn niet meer weg te denken. Hoeveel diergedrag is er niet herkenbaar bij mensen! Deze waardige biografie van een groot man zal vele Fitislezers zeker kunnen boeien.