De derde Dutch Birding vogelgids behandelt de determinatie van de sterns van Europa, Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Amerika. Onder het kopje veldherkenning worden de belangrijkste verschillen tussen soorten en de diverse kleden geschetst. Na stukjes over het geluid en de rui volgt een gedetailleerde beschrijving van ieder kleed. Indien relevant volgt een stuk over de geografische variatie, waarin determinatiekenmerken van de onderscheiden ondersoorten zijn behandeld. De soortbespreking wordt besloten met een overzicht van biometrische gegevens. De uitgave van deze vogelgids laat zien dat het schrijven van recensies geen zinloze bezigheid is. Niet alleen lezers, maar ook uitgevers kunnen er hun voordeel mee doen. De venijnige kritieken op eerdere publikaties van GMB-uitgeverij zijn bij ‘sterns’ ter harte genomen. Zo is de tekst geen ‘opeenstapeling van kromme, incomplete en onleesbare zinnen’ meer. De tekst is redelijk, maar onder het kopje veldherkenning worden veelvuldig plastisch bedoelde vergelijkingen met andere soorten gemaakt. In de meeste gevallen gaat de vergelijking volledig mank. Wat bijvoorbeeld te denken van Dwergsterns die op een bijna Gierzwaluw- of plevierachtige wijze over het water scheren. Of van een staande Reuzenstern die tussen kleinere sterns te vergelijken is met een jumbo op een vliegveld. Bij de moerassterns wordt de herkenning van vliegende vogels wel erg moeilijk gemaakt. De speelse, kantelende en onregelmatige, jojo-achtige vlucht van de Zwarte Stern doet denken aan Dwergmeeuwen, stormvogeltjes of vleermuizen. De vlucht van de Witvleugelstern daarentegen herinnert aan Zwarte Stern, maar is over het algemeen rustiger en meer direct, vrijwel als van Dwergmeeuw. In de winter versterkt de koptekening het Dwergmeeuwachtige karakter ook nog. Alleen bruikbaar derhalve voor mensen die beide soorten al op jizz van elkaar kunnen onderscheiden, en bladvulling voor de rest.