Vanaf het fietspad tussen Langevelderslag en Zandvoort keek ik op 13 mei 2001 naar de vele Roodborsttapuiten Saxicola rubicola. Ongeveer 10-12 exemplaren waren aanwezig. Deze zaten zoals gewoonlijk hoog op een struik of hek te zingen. Halverwege het fietspad zag ik vlak langs het pad tegen de zeereep in een liguster een vogel zitten, die mij opviel door zijn drukke gedrag en het vele wit op zijn kop. Ik stopte direct en zag met mijn kijker een witte nekring aan de rugzijde. De vogel vloog kort daarop naar een nabijgelegen valleitje. Wat in de fladderende vlucht opviel was een zwart-wit uiterlijk. Na enig zoeken vond ik de vogel terug, terwijl hij in een hoge vlierstruik zat. Regelmatig steeg hij hieruit op om in de lucht insecten te vangen. Hij was goed te zien. Kenmerkend waren een witte plek op de snavelbasis en een grote opvallende witte vlek op de dekveren. Ook de witte halsband was goed te zien. Regelmatig hoorde ik hem roepen. Het geluid leek enigszins op de ketsende steentjes van de Roodborsttapuit. Tijdens het halfuur dat ik hem zag, zat hij bijna geen minuut stil en vloog insecten vangend van het ene naar het andere struikje of bosje. Het was deze dag een echte mooie moederdag met deze waarneming van een mannetje Withalsvliegenvanger Ficedula albicollis. Volgens mij de eerste in deze regio.