Als je in de Achterhoek komt, in de kleigroeve in de Kuiperberg bij Ootmarsum, valt het direct op, dat onder de mifdenoligocene zanden een laag van gerolde fosforieten ligt. Direct hieronder komt het Eoceen, dat in de Achterhoek voornamelijk uit het bovenste gedeelte hiervan, het Bartonien bestaat. De lezer zal het dus opvallen dat het onder-oligoceen, het Tongrien ontbreekt. Vroeger (plm. 1910) rekende met het zand tot onderoligoceen. Latere auteurs rekenen de zanden algemeen tot midden-Oligoceen. O.a. op grond van haaietanden. Het profiel in de Achterhoek ziet er dus las volgt uit: Eocoen (Bartonien, daarbovenop vrijwel overal een laag met gerolde fosforieten en haaietanden van Eocene ouderdom en met in situ afgezette tanden, van midden-Oligocene ouderdom. Deze laag is verschillend van dikte; de laag kan plaatselijk wel 2 m dik worden en is dan ook in 40-45 ontgonnen voor de fosfaatindustrie. Op de fosforietenlaag rust het midden-oligocene zand dar enige meters dik is (soms wel 20 m). Dit zand is, arm aan. fossielen; af en toe wordt er een haaietand of schelpe in gevonden. Op dit zand rust de midden-Oligocene septarienklei. Deze septarienklei kan behoorlijk dik zijn en wordt gebruikt- voor enkele steenbakkerijen (de Vlijt, Rossum, Ootmarsum, Ellewick) Het zand en de septarienklei behoort dus tot het middenoligoceen, het Rupelien. Het Rupelien heeft zijn typelocaliteit langs de Rupel bij Boom in België. Het is ook wel bekend als Rupelklei of klei van Boom. Of de zandlaag bij Boom ook onder de septarienklei voorkomt is mij niet bekend. Wel is bij Tielrode in een groeve dit zand te zien. Ook in diverse boringen in de Peel en en Brabant is onder de klei het zand aangetroffen, steeds ongeveer 20 m dik.