In het buitengewoon goed geslaagde Huppelkampje hebben Peter, Bert, Arie en ik een excursie op de brommer door het aangrenzende Duitse gebied gemaakt. Als eerste deden wij kalkwerk ’Wessling’ aan in Ahaus, dat een grote dichtgegroeide kom langs de weg is. Deze Turone afzettingen bestaan uit moeilijk te onderscheiden witte krijtlagen, die erg fossielarm zijn. Alleen in enkele erosieblokken vonden we met enige moeite Inoceramus brongniarti, een ongeveer 10 à 15 cm grote schelp met veel mangaanverontreiniging. Dit was hetzelfde het geval met de weinige zeeëgeltjes die we vonden, n.l. Conulus subrotundus en C. subsphaeroidalis Na Ahaus kwamen we in de boroemde wagenwielengroeve bij Graes. We hebben deze grote ammonieten niet gevonden, helaas. In de wand waren geen fossielen te vinden, wel veel (mangaan) – dendrieten, dez.g. mosboompjes, en enkele pyrietconcreties met een heel duidelijke kristalstruktuur. Deze twee groeven snijden Turone, dus Krijtafzettingen aan, in tegenstelling tot de volgende groeve in Alstätte, die onder Krijt exploiteert. De laag bestaat uit een taaie, zilverige klei. Het betreft hier Neocome afzettingen, dat Valanginien wordt genoemd. De klei zelf was niet zo interessant, maar op de bodem van de kuil, die in frincüpe veel op de Vlijt lijkt, lagen vele z.g. geoden. Dit zijn ijzerrijke septarien, die van een grote hardheid zijn. Op deze roestbruine knollen stonden zo hier en daar hechte calcietgroepen en een enkele keer was het dicht bezet mat pyrietkristalletjes. De fossielen worden vertegenwoordigd door de 10 cm grote Ammonites mantelli. een in deze septarien veel voorkomende soort. Na een uur zoeken gaan we weer terug naar ònze heimat; bij Eibergen de grens over. In de groeve links van de watertoren nog even kijken; alleen wat walviswervels. Ook in deze boven-Miocene groeve enkele noordelijke zwervers en verder niets, totaal niets.