Volgens een korte mededeling van Dr. Herman Schmid in Ornithologische Mitteilungen 10 no. 7, 1958, S. 137, die zich afvroeg hoe alarmerende kieviten zo snel en gemakkelijk hun jongen terugvinden, maken jonge kieviten een zeer fijn, kort, krekelachtig geluid, dat voor het menselijk oor op de grens van waarneembaarheid ligt en mogelijk veelal daarboven. Toen de schr. dit geluid eenmaal kende, hoorde hij het vaker. Het maakte het vinden van de jongen in het veld gemakkelijker, vooral als twee personen van verschillende kanten peilen waar het geluid vandaan komt; waar de beide richtingen elkaar snijden bevinden zich de jonge kieften. Hoewel de jongen niet altijd dit geluid maken (of de mens er niet altijd in slaagt heit te horen) kunnen veldwaarnemers en ringers er hun voordeel mee doen.