We gaan daarbij meestal stilzwijgend uit van de gedachte: ”Als je het niet probeert heb je zeker niets.” Planmatig kun je het eigenlijk niet doen, maar als je zo in het voorbijfietsen een waterhoentje naar de walkant ziet scharrelen, dan is er een kans. Erop rekenend, dat dergelijk verkeer voorbij gaat zonder gevaar op te leveren, zal het waterhoentje zich dicht aan de walkant verbergen, als daar tenminste enige dekking is. Dat moment moeten we even afwachten, zodat we precies weten waar de vogel zich bevindt. Dan snel er heen. Zien we waar het vogeltje doodstil gedrukt zit, dan op de buik of hoe dan ook en met een snelle greep het hoentje uit zijn element gelicht. Het lukt snel of het lukt niet. Toch hebben we meermalen succes gehad en we komen steeds weer tot de ontdekking, dat het soms zo simpel is als wat. Maar het moet wel met enig overleg gebeuren en soms moet je net doen of je het hele kipje niet gezien hebt. Heeft het namelijk de zaak door, dan zoekt het zijn heil in een andere methode; het duikt weg, zwemt voortreffelijk onderwater (met de vleugels) en verbergt zich stil onder water. Dan is de zaak nog niet verloren want van tijd tot tijd moet het boven komen om adem te halen. Aan het bellenspoor kunnen we vaststellen waar de vogel heenzwemt en zo vaststellen waar hij zit. Op die plaats komt hij ook weer boven. Ziet het waterhoentje zijn belager, dan herhaalt zich het spelletje. Soms verbergen ze zich onder water, maar zijn dan toch nog zichtbaar. De kans is dan groot, dat de eerste greep raak is. Een snelle greep achter het diertje levert het voordeel op, dat je de poten te pakken kunt krijgen, zo mogelijk beide tegelijk, vlak onder het lichaam.