Enige tijd geleden ontmoette een van de ringers zware kritiek van een plaatselijke vogel werkgroep en van het Ministerie van Landbouw en Visserij omdat hij een jachtopzichter had ingeschakeld bij het vangen van haviken, waarvan de laatste zei schade te hebben. De jachtopzichter had daarvoor een vangkooi op zijn terrein vangklaar opgesteld. Werd daarin een havik gevangen, dan waarschuwde hij de ringer, die de vogel ringde en elders losliet. Het Ministerie wees de ringer terecht en voerde daarbij de volgende argumenten aan: a) Een van de voorwaarden van de vergunning is dat de ringer zich mag laten bijstaan door ten hoogste één persoon. Voor zover dat al niet duidelijk is (zie ook het Ringersboek), wordt erop gewezen dat een helper nooit zelfstandig mag vangen. Hij heeft die bevoegdheid alleen als de ringer erbij is. In het bedoelde geval ving de jachtopzichter echter zonder dat de ringer erbij was. b) De vergunning werd (mede) gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij was verleend. Indien beschermde vogels schade doen of overlast veroorzaken (anders dan aan de vogelstand), kan een Vogelvergunning H worden verleend door de Commissaris der Koningin. Het Ministerie van Landbouw en Visserij resp. de contactambtenaren-Vogelwet adviseren over de wenselijkheid van verlening van deze vergunningen. De laatste functionarissen (ambtenaren van het Staatsbosbeheer) gaan na wat de beste methode voor bestrijding is en zullen indien mogelijk afweermethoden aanbevelen waarbij de vogels niet gedood hoeven te worden. De bestrijding kan vangen en elders loslaten inhouden. In een enkel geval worden voor het vangen ringers te hulp geroepen. In geen geval mag een ringer echter op eigen initiatief overgaan tot het vangen om schade te voorkomen; te allen tijde is de toestemming van het Ministerie nodig. c) In recente tijden zijn geen Vogel vergunningen H afgegeven (behalve voor enkele vliegvelden) voor het vangen van roofvogels. Door het eigenmachtig optreden van de betrokken ringer wordt aan dit beleid afbreuk gedaan. Omdat aangenomen is dat de ringer te goeder trouw handelde (de plaatselijke politie had ook geen bezwaar) en de samenwerking met de jachtopzichter inmiddels al beëindigd was, heeft het Ministerie geen consequenties aan het gesignaleerde misbruik verbonden. Het leek mij echter goed de ringers naar aanleiding van dit voorval op een en ander te wijzen.