Het is al weer vele maanden geleden, dat op een zaterdagmorgen de overlijdenskaart van Harm Vonk bij mij op de deurmat lag en ik niet kon bevatten, dat Harm echt dood was. Dat was ook niet te begrijpen. Plotseling in één keer, in de kracht van zijn leven, zoals dat heet. Ja, en welk een kracht. Want zo kenden wij Harm: iemand met veel kracht in de goede zin van het woord. Hij was altijd echt aanwezig, als je bij hem was. Ik heb Harm op Schiermonnikoog leren kennen, toen wij onze kansen op goede vangsten ook daar eens gingen uitproberen. Hij zat toen bij Theun Talsma op de Kooiboerderij uit te blazen van ’de grote slag van zijn leven’: duizenden Goudhaantjes in de eendenkooi. Hoe vaak zou hij daarover nog vertellen? Over al die netten vol; hij vertelde dat met spanning en met glimmende ogen. Zo was Harm. Sinds dat jaar zijn we ieder jaar in oktober samen op Schiermonnikoog geweest. Harm in de eendenkooi en wij in de Kobbeduinen. De contacten waren heel intens. Je besprak de kansen op goede vangsten, Harm had de weerberichten van de luchtmachtbasis in Twente, en iedereen wist hoe het morgen zou gaan, maar het was altijd anders. Maar ook dan wisten we weer te vertellen, hoe het kwam dat het anders was. Want mensen als Harm -en wij niet anders- moesten altijd aan de gang blijven hoe het moest.