Beginjaren tachtig was het nog mogelijk om bijvoorbeeld eenvoudig seksbare sperwerkuikens een 6mm (laatste strengen, maat is opgeheven) of 7mm ring om te doen en daarbij geen opgave van het geslacht of de leeftijd te doen. Daar is inmiddels iets aan veranderd, bij alle qua pootdikte seksueel dimorfe soorten zijn geslachts-specifieke ringmaten verplicht gesteld. Het werd echter aan de ringer overgelaten of hij die regel ook op pulli toepaste, waar hij de benodigde kennis vandaan haalde en of hij zich bij het seksen op metingen dan wel visuele indrukken baseerde. In Op Het Vinketouw verschenen twee artikelen over dit onderwerp. Een degelijk stuk gebaseerd op eigen materiaal over de bruine kiekendief (Zijlstra 1986, OHV 49) en een stuk over sperwer met eigen gewicht-metingen en metingen van tarsus en gewicht uit Schotland door D. Moss (Moss D. 1979. Growth of nestling sparrowhawks Accipiter nisus. J. Zool. Lond. 187: 297-314) (Van Diermen 1988, OHV 52). In 1997 verscheen van de hand van R. G. Bijlsma de Handleiding Veldonderzoek Roofvogels (KNNV, Utrecht, i.s.m. Vogelbescherming en de Werkgroep Roofvogels Nederland). Hierin is gepoogd van alle in Nederland broedende roofvogelsoorten (12) ook groeicijfers van nestjongen te verzamelen. Dat lukte voor vrijwel alle soorten, zij het lang niet altijd in de gewenste hoeveelheid. Voor de meeste soorten is op grond van het gepubliceerde materiaal een leeftijdsbepaling (± 1 dag) van de pulli mogelijk.