Pas deze zomer vernamen we van het overlijden, op 10 november 1999, van onze oud-ringer Henri Willem Eric Croockewit. Onder zijn oude ringersnummer 061, heeft de heer Croockewit vele jaren aan het ringwerk bijgedragen. Zover valt na te gaan, kreeg “Croock” (voor intimi) zijn ringvergunning in 1969. Tot in de jaren tachtig heeft hij daarmee op de Leuvenhof bij De Stakenberg trouw jaarlijks volgroeide Kool- en Pimpelmezen geringd (toen gold het strikte verbod op het ringen van pulli nog; veel lezers weten dat nog wel!) en waar mogelijk pulli en als regel volgroeide exemplaren van, onder andere, Bonte Vliegenvanger, Boomklever, Winterkoning, Zwarte Mees en Kuifmees. (In 1969 volgroeid: Glanskop 4, Zwarte Mees 5 en Kuifmees 9; in 1976 respectievelijk: 4, 3 en 6). Kleine vogels leveren niet zoveel terugmeldingen op, dat is bekend. Vermeldenswaard zijn daarom de zelf hervangen Koolmees uit het broedseizoen na de winter van ringen, de vijf jaar later ter plaatse tegen glas dood gevlogen Grauwe Vliegenvanger die als broedende vogel geringd werd en de door wijlen A. Smit vlakbij op 22-04-1976 gekontroleerde Heggemus, geringd als 1e kj. op 2-8-1975. Veel minder bekend is dat de heer Croockewit begin 1949 al aantrad als penningmeester van de Stichting Vogeltrekstation Texel. In die, zoals De Beaufort en Tinbergen dat toen noemden “bewerkelijke functie” heeft hij jarenlang een grote bijdrage geleverd aan het goede reilen en zeilen van de stichting totdat J. Rampen dit bij Croockewit’s verhuizing van Amsterdam naar Renswoude overnam. Klein wapenfeit: zowel in 1966 als in 1972 fourneerde de stichting de middelen voor de mooie, handige, groene ringbandjes voor het onvolprezen “Handkenmerken” dat alle ringers toen kregen. Maar ook daarbuiten waren de onderlinge contacten altijd goed.