Op 15 Januari kregen we op de Ringcentrale het droeve bericht van het overlijden, op 12-01-2002, van onze ringer Dolf Schaap. Aan “Schaap” – het latere “Dolf” gaan gebruiken voor iemand van 1919 raakte niet overal echt ingeburgerd – zullen toch heel veel ringers met ons goede en bijzondere herinneringen bewaren. Wonend in Delft, is Schaap begonnen als ringer in maart 1966. Zeker na een druk beroepsleven – zo af en toe hoorden we iets over de vele ervaringen uit die tijden bij TNO – heeft de heer Schaap nog meer tijd gekregen voor zijn enthousiaste en actieve deelname aan het ringwerk. Maar, dat moet gezegd, Schaap was vanaf het prille begin in 1967, de enige echte volhouder in het onderzoek naar de bruikbaarheid van de cloaca als geslachtskenmerk. In twintig jaar werden ruim vijfduizend vogels door hem onderzocht. Een mini-greep: die Beflijster vrouw uit mei: kenmerk goed; maar die Groene Specht man een maand later: fout! Voor alle ringers presenteerden Schaap en B.J. Speek de resultaten op een Ringersdag en tien jaar geleden in “Op het Vinketouw”. Vanzelfsprekend betrof het meestal wat normalere soorten dan deze twee. Buiten dit project was het, in Schaap’s Delftse periode laten we maar zeggen, het gewonere ringwerk. Maar dat was dan wel weer doorspekt met bijzondere elementen. Schaap was namelijk nauw betrokken bij, zo niet de motor van, het vogelasiel van de Vogelwacht Delft. Zodoende kreeg hij nog wel eens een rariteit te ringen of “niet te ringen”! In die jaren zestig en zeventig, was het toch wel vaak ringen geblazen. In de loop van de jaren kregen zo heel wat Jan van Genten en andere zeevogels na revalidatie de vrijheid terug, maar met zijn ring om. De eerste bestellijsten met de markante handschriften van Schaap zelf, van Speek Sr. en van wijlen “Mijnheer de Koek” geven ook een aardig kijkje in de ringcentrale-keuken van toen. De matenlijst is een wel wat andere dan die van nu, de ring(serie-)nummers zijn nog prettig overzichtelijk, expresse-toezending kon ook, voor f. 0,75 extra en, ook wel een aardig detail in de kleine dingen toen: “Daar ik in het bezit ben van een geldige vogelvergunning F, verzoek ik U mij de volgende ringen te zenden:”. Enfin, veel kleine pietjes en hun ouders dus in de nestkasten van de Vogelwacht, maar toch ook veel andere nestjongen (Merel, Zanglijster, Tuinfluiter, Spotvogel, Fitis, Tjiftjaf, Groenling en Heggenmus) geringd en wat minder van die grotere maten verbruikt en, dat was voor mij ook nieuw, de samenwerking met C. Stam bij “avondcontrôle nestkasten”. Later, bijvoorbeeld op de jaarstaat 1971, vinden we de Boerenzwaluw met 55 nestjongen en vier oude, naast de bekende nestkast- en vrij-broedende soorten. En, een Kleine Bonte Specht gevangen, jawel! Die Boerenzwaluwen nu, ja die blijven zeker zo belangrijk! Al vanaf het begin van het Project aan onze Boerenzwaluwen deed Dolf Schaap, inmiddels woonachtig in Oostkapelle, enthousiast en trouw mee. Als vogelbeschermer (zo borg hij in maart de tuinmistnetten op om geen broedgevallen te verstoren) moest hij wel eventjes wennen aan de ouderterug-vangst, maar hij bleef, met Adrie Joosse en Jos Tramper, enthousiast lid van het Zeeuwse team. Ook op de laatste Boerenzwaluwbijeenkomst, begin november, was Dolf als vanouds van de partij. En, we zouden elkaar weer zien op de Ringersdag! Maar helaas dwong de tanende gezondheid toen tot afzeggen.