Over het verschijnsel uitsterven, en met name massale extincties, zoals aan het eind van het Krijt (o.a. dinosauriërs) en aan het eind van het Pleistoceen, is de laatste jaren heel wat afgeschreven. Er zijn diverse boeken over verschenen, allemaal echter minder toegankelijk voor de leek. Dit boek van de amerikaanse paleontoloog Stanley richt zich juist op een groter, niet-professioneel publiek. Stanley geeft een overzicht van wat er op dit moment bekend is over massale extincties. Allereerst gaat de auteur in op het verschijnsel in het algemeen, waarbij ook de geschiedenis van het wetenschappelijk onderzoek aan de orde komt. Vervolgens behandelt hij de samenhang tussen geografische zaken en het voorkomen van catastrofen. Hij bespreekt achtereenvolgens alle perioden waarin soorten massaal verdwenen. Telkens gaat Stanley in op het beschikbare bewijsmateriaal, de geologische context en de gangbare theorieën. Stanley noemt daarbij zwakke en sterke punten in de verschillende zienswijzen. In de loop van het boek wordt de lezer wel duidelijk dat Stanley zelf een voorstander is van een klimatologische verklaring voor uitstervingen. Terecht wijst de auteur op de vele onduidelijkheden en onzekerheden die kleven aan de zogenaamde extraterrestrische theorieën (meteoorinslagen en dergelijke), die ingegeven zijn door het beruchte iridiumlaagje op de Krijt-Tertiairgrens. Ook aan de interpretatie van dit laagje blijken problemen vast te zitten. Het uitsterven van grote zoogdieren aan het eind van het Pleistoceen komt ook aan de orde. Deze episode brengt zo z’n eigen problemen met zich mee. Merkwaardig is, dat kleine dieren niet getroffen werden. Stanley behandelt de beide gangbare gedachtenlijnen (de mens als oorzaak versus het klimaat), terecht zonder tot een keuze te komen. Zoals Stanley zegt: het laatste woord is hierover nog niet gesproken.