Op zaterdag 4 juli om acht uur voer de mosselkotter ZZ8 de haven van Zierikzee uit richting Oosterschelde. Doel was zoals de 41 keer daarvoor fossielen te vissen op de Oosterschelde. Veertig jaar lang hadden drs. Kortenbout van der Sluijs en dr. Overweel (beiden verbonden aan het NNM) aan deze jaarlijkse tochten deelgenomen. De belangrijkste vondsten werden over het algemeen door dr. Hooijer (oud-medewerker van het RMNH, tegenwoordig NNM), die soms ook aan boord was, beschreven. Van die belangrijke vondsten die door Hooijer zijn beschreven noem ik o.a. de olifantachtigen Mammuthus meridionalis, Anancus arvernensis en de sabeltandtijger Homotherium latidens. Deze worden gerekend tot de zg. ”zwarte botten fauna”. Hierover berichtte Kortenbout van der Sluijs in Cranium van april 1985 en Mark Drees plaatste ”enige kritische kanttekeningen” bij de naam ”zwarte bottenfauna” (zie Cranium oktober, 1986). Dit jaar was ik aan boord samen met Paul Sondaar en het genootschap ”Kor en Bot”, een verzameling van mensen die op uitnodiging van de voorzitter van het genootschap, de burgemeester van Zierikzee, de hr. Mr. Asselbergs, de bottenvisserij van de familie Schot meemaken. De oud-schippers J. Schot en W.C. Schot kregen voor het belangeloos varen voor de wetenschap de zilveren erepenning van de Universiteit Leiden (zie Cranium april 1985).