Een vondst van Cephalanthera longifolia (L.) Fritsch in de duinen van Noord-Holland. Op 20 mei 1985 vond ik tijdens een orchideeëninventarisatie in het duingebied ten noorden van Petten (IVON-hok 14.42) een bijna bloeiend exemplaar van het witte bosvogeltje. Ondanks het mooie strandweer tijdens het Pinksterweekend, is deze zeldzame verschijning op een druk belopen ‘groen’ paadje toch blijven staan. Het was een exemplaar van 23 cm hoog met merendeels lancetvormige bladen, die niet geheel in twee rijen stonden en sterk generfd, frisgroen en gootvormig waren. De aar was 5 cm lang en gevuld met to nogal dichtopeenstaande bloemen. De bloemen hebben gebloeid maar voor zover kan worden nagegaan heeft er geen bestuiving plaatsgevonden. De bodem bestaat aldaar uit kalkrijk duinzand met een pH 7. De begeleidende vegetatie wordt gevormd door onder meer Salix repens, Rubus caesius, Rhinanthus angustifolius, Botrychium lunaria, Monotropa hypopithys, Erica tetralix en Potentilla erecta. Het beheer van het duinterrein, onder supervisie van het Staatsbosbeheer, bestaat uit het éénmaal in de drie jaren maaien (oktober-november) en het afvoeren van het maaisel. Ik neem niet aan dat Cephalanthera longifolia is aangeplant, daar betere plaatsen voor de hand liggen.