De grote vergaderzaal van het Rijksherbarium te Leiden was op 28 december 1988 helemaal vol, goeddeels gevuld met aktieve floristen. Hoewel het programma van de FLORON-dag geen ruimte liet om over vondsten van interessante planten te praten, was men uit alle delen van het land – en daarbuiten! – naar het statige gebouw op het Rapenburg getogen, waar voorheen de Universiteitsbibliotheek was gevestigd. 113 Nederlandse en 6 Belgische floristen tekenden de presentielijst, de grootste opkomst ooit op een floristendag van de K.N.B.V. (Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging). Onder de aanwezigen was een verheugend groot aantal leden van de K.N.N.V. (Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging). Via een vijftal korte voordrachten kon men kennismaken met het stichtingsbestuur en de landelijk-coördinator. De ervaringen uit het projekt ‘Atlas van de Nederlandse Flora’ hebben geleerd dat inventarisatie-periodes van 30-40 jaar voor vele toepassingen eigenlijk te lang zijn. De gegevens zijn te weinig actueel, atlasblokken (5x5 km²) zijn te groot, het duurt te lang eer de waarnemers resultaten van hun inspanningen zien, en er treden allerlei lastige vertekeningen op. Het is vrij gemakkelijk om te bedenken hoe dat alles beter zou kunnen, gesteld dat er heel veel floristen zouden zijn. Maar, al neemt het aantal goede floristen de laatste jaren verheugend toe, dat moet niet betekenen dat zij ingezet moeten worden voor intensieve, routinematige onderzoeken die bij de provincies thuishoren. Voor zulk soort werk zou normaal betaald moeten worden; het hoort dus in handen te zijn van de provinciale milieudiensten. Voor de floristen in FLORON-verband moet het meedoen aan de inventarisaties in de allereerste plaats een plezierige bezigheid zijn en blijven. FLORON meent dat er twee verbeteringen ten opzichte van ‘vroeger’ kunnen worden bereikt door: 1) streeplijsten voortaan altijd per kilometerblok te maken, en 2) op één streeplijst alleen waarnemingen van één jaar te noteren.