In aanvulling op het artikel over Deens lepelblad wil ik de volgende opmerkingen maken. De auteurs menen dat chemische bestrijding een weinig relevante factor is voor de verklaring van het voorkomen van deze planten. Echter, juist uit het feit dat Cochlearia danica vooral voorkomt langs middenbermen en rond reflectorbordjes kan afgeleid worden dat niet alleen het strooien van zout een rol speelt, maar ook de chemische bestrijding. Met name op bovengenoemde plaatsen kan er slecht gemaaid worden, reden waarom daar chemische bestrijding plaatsvindt. Om te voorkomen dat vegetatie over het asfalt heen groeit, wordt ook gespoten. Dat treft niet het lepelblad zelf, omdat de bespuiting buiten diens groeiseizoen plaatsvindt. Dit alles leidt tot een soort ‘concurrentievervalsing’ omdat de van nature voorkomende soorten wèl door de chemische bestrijding worden getroffen. Die laatste kunnen bovendien minder goed tegen hoge zoutconcentraties. Het optreden van Deens lepelblad wordt dus m.i. bevorderd door de combinatie van zoutstrooien èn chemische bestrijding. Tenslotte onderschrijf ik de waarneming (zie eerste nawoord, p. 28) dat Deens lepelblad door slakken geheel afgevreten kan worden. Omdat slakken niet tegen het strooien van zout kunnen, en waarschijnlijk ook niet gemakkelijk een brede autosnelweg oversteken, ligt het voor de hand om aan te nemen dat planten in de middenberm vaak aan hun vraatzucht ontsnappen.