Vóór de afsluiting, in 1952, drong de Braakman vanuit de Westerschelde ca 8 km landinwaarts, tot bij de Belgische grens. Van dit gebied bestond ca 500 ha uit schorren, het overige (ca 1000 ha) liep bij hoog tij onder, doch bij eb vielen uitgestrekte zandplaten en slikbanken droog. Op de schorren broedden kapmeeuwen visdiefjes en grote sterns, voorts o.a. scholeksters, tureluurs en wilde eenden.