We zijn het er allemaal wel over eens, dat het thans beschikbare feitenmateriaal over de invloed van insecticiden op de vogelstand nog verre van volledig is. Niettemin is het noodzakelijk alles, wat wij daarover kunnen vaststellen, te publiceren. Daarom wil ik hier enige waarnemingen laten volgen, op het gevaar af, waaruit voorbarige conclusies te trekken. Want wij hebben deze feiten thans nodig. Reeds over enkele jaren kan het te laat zijn, ofschoon de gegevens dan vollediger zullen zijn. Bepaalde feiten, waarover wij thans de beschikking krijgen, hadden eigenlijk tien jaar geleden al bekend moeten zijn. Mijn waarnemingen hebben betrekking op de achteruitgang van de roodbotstlijster (Turdus migratorius) in het park om de universiteit van East Lansing (Michigan, USA) in de afgelopen vijf jaar. Gedurende deze periode werd in deze omgeving een intensieve bestrijding van de iepenspintkever (de overbrenger van de beruchte iepziekte) en van muggen uitgevoerd. Ter bestrijding van laatstgenoemde werd in de jaren 1955, 1956 en 1958 met vliegtuigen DDT verstoven in een hoeveelheid van ongeveer 450 gram per 40 a. Met de bestrijding van de iepenspintkever werd reeds een jaar eerder begonnen en deze werd periodiek tot nu toe voortgezet. Toevallig verrichtte de student John Mehner gedurende deze periode onderzoekingen aan roodborstlijsterpopulaties in twee gebieden zonder insektenbestrijding in Pennsylvanië en in twee bestrijdingsgebieden in East Lansing. Zijn aantekeningen uit de jaren 1954 tot en met 1957, aangevuld met mijn eigen waarnemingen uit 1958 overtreffen onze ergste vermoedens.