Zoals op meer plaatsen langs de kust was er ook op Texel op 1 juni 1963 een enorme trek van libellen uit zee. Toevallig maakten wij die dag een lange strandwandeling en wij waren derhalve getuige van deze de hele dag durende trek. Zelfs de volgende dag zagen wij nog kleine groepjes aankomen. De dieren vlogen laag boven het wateroppervlak en eenmaal boven de duinen gekomen, zwermden zij uit naar alle kanten. De meeste vlogen evenwel zuidwaarts, zodat zij tenslotte in de duinen van het Staatsnatuurmonument de Geul bij Den Hoorn terecht kwamen, waar het dan ook dagen lang krioelde van deze insekten. Enkele dagen later, op 5 juni, vroeg een der bewakers van de Geul, de heer J. Kalis, mij of het mogelijk was, dat er roodpootvalken konden voorkomen. De jachtopziener Kievit meende er in de Geul enkele gezien te hebben. De heer Kalis zou de volgende morgen met genoemde jachtopziener op verkenning gaan en mij onmiddellijk het resultaat van het onderzoek meedelen. En inderdaad vertelde hij mij diezelfde dag, dat de waarneming van Kievit juist was. De rode poten waren zelfs in de vlucht duidelijk zichtbaar. Er moesten 3 of 4 ex. zijn en ik zou direkt gewaarschuwd worden als bekend was waar de vogels zich meestal ophielden. Tegen de avond van de 6de juni kwam de andere bewakers van de Geul, de heer P. Kok, mi) waarschuwen, dat ook hij de valken had ontdekt en verzocht mij mee te gaan naar de Geul.