In een geregeld door ons bezocht gebied ten zuiden van Den Haag troffen wij in kraaienesten broedende ransuilen, boom- en torenvalken aan. In de loop der jaren nam de nestgelegenheid voor deze vogelsoorten af. Door vervolging van kraaien kwamen er geen nieuwe nesten bij. Toen besloten wij er zelf wat aan te doen door kunstnesten te plaatsen. Resultaat: bijna een verdubbeling van de uilenstand en handhaving van de boomvalk als broedvogel. (Overige gebruikers van onze kunstnesten waren: wilde eend (5 x) en eekhoorn (1 x).) Het onderzochte gebied is een kaal duin van ongeveer 80 hectare met enkele stroken loof- en dennehout (terrein 1), en een aan het duin grenzend bos met een oppervlak van circa 15 hectare (terrein 2). Dit bos ligt bijna één km van de zee. Afgezien van twee percelen naaldhout bestaat het uit opgaand loofhout, met een dichte onderbegroeiing, en twee heideveldjes.