In de eerste druk van zijn fijne vogelboek „Het Vogeljaar” (waaraan ons tijdschrift zijn naam ontleent), klaagt Thijsse al over achteruitgang van de zwaluwen. Dat was in 1904, toen er nog geen sprake was van overbevolking of van chemische bestrijdingsmiddelen. Het vervelende is, dat we er geen flauwe notie van hebben, hoeveel huis- en boerenzwaluwen er toen in Nederland broedden. Dus ook niet, welke omvang de achteruitgang heeft (gehad). Zelfs van de ooievaar, wellicht onze best „getelde” vogelsoort, weten we slechts dat er omstreeks 1910 ongeveer 500 paren waren. Zodra het om de aantallen aanwezige vogels gaat, blijkt onze kennis uiterst gebrekkig te zijn. Het RIVON, en voor sommige soorten ook het ITBON, doen hun uiterste best hierin verbetering te brengen. Maar hun geldmiddelen en vooral daardoor ook hun aantal medewerkers, zijn gering.