Twee jaar geleden, ik meen omstreeks eind mei, kwam de zoon van mijn overbuurman mij een, naar het leek, jonge eend brengen. Het dier liep geheel alleen op het strand aan de noordzijde van de Scheveningse boulevard. De meewandelende jonge hond rende het jonge eendje achterna, zette zijn poot op het diertje en daardoor kon het bruingele, aan de bovenzijde met onregelmatige zwarte vlekken getekende eendje worden opgenomen. Het diertje, dat ik voor een jonge bergeend hield, de enige soort die, bij mijn weten, aan de zeekant in de duinen zou kunnen broeden, was in zittende houding ongeveer tien of elf centimeter lang. Ik schatte het daarom op een week of twee tot drie en vreesde dat de vogel daarom moeilijk meer aan mensen zou kunnen wennen.