Hoe vaak worden wij, vogelaars, niet benaderd met de vraag: ’Wat ga je toch altijd doen, waar ga je toch altijd heen?’ Op het antwoord volgde dan dikwijls een enigszins verwonderde blik en ietwat opgetrokken wenkbrauwen. Reeds op jeugdige leeftijd werden wij met dit soort vragen geconfronteerd. De insekten- en plantenmensen, om maar een paar geloofsgenoten te noemen, hebben ongetwijfeld de zelfde ervaring. Verbazing en een licht schouderophalen op een wijze dat zoiets maar moeilijk te begrijpen is, als men hoort dat je naar vogels kijkt en je dus, zoals men dat noemt, een natuurliefhebber bent. Jan P. Strijbos, de nestor onder onze vogelaars, heeft toch eens gezegd: ’Iemand die het verschil kent tussen een Kokmeeuw en een Zilvermeeuw is héél wat beter af dan iemand die dat onderscheid niet kan maken’. En dat is waar, het is weliswaar een ’doordenkertje’, maar in dat gezegde zit heel veel levenswijsheid opgesloten!