Friesland is onze belangrijkste weidevogelprovincie, aantallen en broedparen steken gunstig af bij andere provincies. Deze vogelrijkdom is te danken aan bodemstructuur, ligging van landerijen en dergelijke factoren, maar zeker ook aan de inspanningen van de Friese Bond van Vogelbeschermingswachten, die op een 33jarige ervaring in weidevogelbescherming kan terugzien (20.000 leden, 110 onderafdelingen en 1400 actieve vogelwachters). Ieder voorjaar worden duizenden vrijwillige manuren aan weidevogels besteed, in nauwe samenwerking met Friese boeren. In deze moderne agrarische provincie, waar weidevogels het ook hard te verduren hebben onder druk van moderne landbouw, worden jaarlijks duizenden broedsels behoed voor uitmaaien, vertrappen door vee en funeste invloed van agrarische ingrepen. Goede samenwerking met de boer is beslissend voor succes van deze nazorg, die zich nog steeds uitbreidt in oppervlakte en mankracht. Nieuwe afdelingen zijn opgericht en de organisatie van het werk verbeterd. Publicaties over dit vruchtbare werk in 1979 en 1980 zijn illustratief voor grote inspanningen van boeren en vogelwachters, die in april, mei en juni actief zijn in het veld met nestbeschermers, stokken en andere 'Friese kunstgrepen’. Buiten Friesland wordt veel aan weidevogelstudie gedaan en de registratie van gegevens, terwijl de BFVW met veel tact medewerking van boeren heeft verkregen, onmiskenbaar bij bescherming van legsels en jongen tijdens de jachtige voorjaarsdrukte: rollen, slepen, mesten, zaaien, maaien, intensieve beweiding door schapen, jongvee en melkvee. Daadwerkelijke bescherming staat hier dus voorop, het cijferwerk komt later aan de orde.