Tussen 1948 en circa 1955 zijn er in de meeuwenkolonies van Meijendel bij Wassenaar vermoedelijk jaarlijks eieren van de Kleine Mantelmeeuw overgebracht naar nesten van de Zilvermeeuw. Het aantal broedparen van de Kleine Mantelmeeuw varieerde in die tijd van 1 tot 5. De Zilvermeeuw was talrijk: totaal circa 1500 paren. Het doel van dit ’onderstoppen’ was vermoedelijk te komen tot een snellere aantalstoename van de toen zeldzame Kleine Mantelmeeuw. Gezien de aantallen broedparen kan het aantal verplaatste eieren echter niet meer dan enkele tientallen hebben bedragen. Het overbrengen van deze eieren naar een andere meeuwensoort is om meer redenen af te keuren.