De telling van het aantal broedparen van de Oeverzwaluw in 1988 werd uitgevoerd met de onmisbare hulp van enkele honderden medewerkers. Hartelijk dank hiervoor. In 1988 werden 346 kolonies vastgesteld met in totaal 7706 bewoonde holen. Ten opzichte van 1986 is dit bijna een verdubbeling en ten opzichte van 1987 een toename van 31.1%. De gemiddelde koloniegrootte bedroeg 22.3 in 1988 wat ten opzichte van 1986 en 1987 lager is. De oorzaak hiervan moet worden toegeschreven aan een flinke toename van het aantal kolonies met 1-10 broedparen en een afname van kolonies met 25-50 broedparen. De broedhabitatkeuze is in 1988 wederom verschoven in de richting van depots ten koste van afgravingen en oevers. Van de kolonies bevindt zich 61% in gronddepots. Kolonies in oevers zijn afgenomen tot 5% (in 1987 12%). Een oproep lot grotere bescherming van kolonies bleek in 1988 zijn vruchten af te werpen. Van alle kolonies werd 27% beschermd, vooral in Limburg, Groningen en Drenthe. Kolonies met meer dan honderd broedparen werden slechts veertien maal vastgesteld, Optimale biotopen met verscheidene kolonies met in totaal meer dan honderd broedparen werden vierentwintig maal vastgesteld. Circa 55% van de totale landspopulatie blijkt juist in deze optimale biotopen voor te komen. Gezien de meer gunstige overwinteringsomstandigheden in Afrika is de verwachting dat de Oeverzwaluw weer verder zal toenemen in 1989. Om die reden zal het inventarisatie-onderzoek in 1989 worden voortgezet. In de hierna volgende bijlage is per atlasblok en km-hok informatie verstrekt van het aantal aangetroffen kolonies. De gegevens zijn per provincie samengevat en geven hiervan een goed beeld. Alle tot nu toe ontvangen informatie is in deze bijlage verwerkt. Gegevens die na 15 januari 1989 zijn binnengekomen zijn niet verwerkt.