De Kuifleeuwerik (Galerida cristata) was één van de meest opvallende zangvogels in de velden, langs aanvoerwegen en in het straatbeeld van het naoorlogse Eindhoven. Het was ook een van de eerste vogelsoorten waarvan ik als kind, achter ons toenmalig ouderlijk huis in de braakliggende landen, het foerageer-, balts- en broedgedrag kon bekijken. In 1976 schreef ik in een artikel over de Kuifleeuwerik het volgende: ’Als een typische steppevogel onze directe omgeving als zodanig herkent en accepteert, dan moet er met onze omgeving iets ’loos’ zijn. Een nieuw nog niet herkend waarschuwingssignaal?’ (Maréchal 1976). Met onze directe omgeving werd bedoeld het terugtrekken uit heide en het landelijk gebied en het concentreren in en rond stedelijk gebied. Nu, anno 1996, behoort de Kuifleeuwerik tot de zeldzaam voorkomende soorten in de regio Eindhoven. Ook landelijk en zelfs uit het westen en het midden van Europa verdwijnt deze soort (Bezzel 1982, Meinhardt et al 1982, Thomas 1983, Haubold 1988, Schönbrodt & Spretke 1989, Arnhem 1989, 1992, Mizera & Bereszynski 1990, Hustings et al 1992) (zie tevens de verspreidingskaart van de Kuifleeuwerik in Eindhoven). Welke oorzaken liggen hier aan ten grondslag? Wat valt er in retrospectief te zeggen over die mogelijke oorzaken? Pätzold (1971) geeft een aantal gegevens op over het voorkomen in Midden-Europa. Deze gegevens worden in dit artikel geplaatst in de context van sociale en natuurlijke gebeurtenissen. Bovendien wordt naar voren gebracht dat de Kuifleeuwerik mogelijk veel vroeger broedvogel in West- en Midden-Europa kan zijn geweest.