De vogeltrek is een van de meest fascinerende verschijnselen in de natuur. Steeds meer vogelaars reizen individueel of in groepsverband naar het buitenland om zelf de vogeltrek te aanschouwen. De meeste reisbestemmingen danken hun populariteit aan de zogenaamde zweefvliegers die overdag trekken, spectaculair zijn en relatief gemakkelijk van dichtbij kunnen worden waargenomen. Zweefvliegers zijn zware vogelsoorten met een groot vleugeloppervlak (voornamelijk stootvogels, ooievaars en pelikanen) die tijdens de trek over land gebruikmaken van thermiek (warme stijgwinden). Vanwege het feit dat zweefvliegers open water vermijden (hier ontstaat geen thermiek) lijdt dit tot omwegen over land en concentraties op plaatsen waar de oversteek over zee het kortst is. Trekroutes van waadvogels zijn afhankelijk van goede ’tankstations’ onderweg. Aangezien Nederland voor veel van deze soorten op de trekroute ligt richten de buitenlandse vogel(trek)reizen zich doorgaans niet op waadvogels. Om dezelfde reden zijn voor veel vogelaars ook de kleinere soorten (bijvoorbeeld zangers, piepers, etc.) geen buitenlandse reis waard. Naast de zweefvliegers is er nog een spectaculaire vogelsoort die men eigenlijk alleen in het buitenland kan waarnemen: de Kraanvogel. Wie de magnifieke trek van Kraanvogels wil beleven kan een bezoek brengen aan Rügen (september/oktober), Lac du Der-Chantecoq (november/maart), Hongarije (oktober) of het overwinteringsgebied in de Spaanse Extremadura, waar naar schatting 60.000 kranen tussen november en maart aanwezig zijn. De reizen speciaal voor het waarnemen van de kraanvogeltrek worden in een volgend nummer van ’het Vogeljaar’ besproken. Dit artikel beoogt een aantal afzonderlijke bestemmingen van Vogeljaar-vogelreizen met elkaar te vergelijken, waarbij de nadruk ligt op het waarnemen van de vogeltrek.