Van maandag 5 oktober tot en met vrijdag 9 oktober 1998 bevonden zich twee Sperwers (Accipiter nisus) afwisselend op de viskotters GO 44 en GO 24. De beide kotters visten gedurende deze periode midden op de Noordzee, bij de Doggersbank en dus op minstens 220 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde vasteland. Honger hebben de Sperwers echter niet hoeven te lijden, tot verdriet van de trekvogeltjes die aan boord van de schepen kwamen uitrusten. Maandag vertrokken de GO 44 ’Quo Vadis’ en de GO 24 ’Poolster’ vanuit de thuishaven Stellendam naar de visgronden bij de Doggersbank. Diezelfde dag kwamen twee Sperwers aan boord van de GO 44. De vogels werden opgemerkt door bemanningslid Ronnie Hameeteman uit Ouddorp. Het grootste deel van de tijd zaten de vogels te roesten op het achterdek of boven in de mast. Nooit vlak naast elkaar, maar altijd zo ver mogelijk van elkaar verwijderd. Als de Sperwers honger kregen hoefden ze geen lange jachtvluchten te maken. Er kwamen genoeg kleine trekvogels aan boord waarmee de honger kon worden gestild. Hameeteman zag de Sperwers regelmatig een Vink (Fringilla coelebs) of een Roodborst (Erithacus rubecula) slaan. Eenmaal stond hij anderhalve meter verwijderd van een aan boord gelande Bonte Strandloper (Calidris alpina), toen een van de Sperwers aan kwam vliegen en de strandloper vlak voor z’n voeten wegplukte.