Op 12 december 1999 brak de in Malta geregistreerde tanker ‘Erika’ ‘zomaar’ doormidden voor de kust van Bretagne en was de zoveelste grote olieramp een feit. Het schip voer dicht bij de kust, waardoor onmiddelijk alle milieu-alarmbellen afgingen. Zoals in het verleden wel vaker is gebleken, werd de olieramp in de ogen van de lokale overheid pas als een mileuramp gezien, toen de olie de kust dreigde te bereiken (zie ook: naschrift). Zeevogels zouden dit waarschijnlijk anders zien als ze een stem hadden; olie op de kust is olie uit de zee! Aan de Franse kusten werden echter de toeristenstranden en oesterputten door de aandrijvende olie bedreigd en de Franse overheid was er alles aan gelegen om juist dit te voorkomen. Wat volgde was een curieuze actie: men trachtte de zinkende tanker nog zo ver mogelijk van de kust weg te slepen. Wat men hiermee wilde bereiken is volstrekt onduidelijk. Er woedde een westerstorm die nog weken zou aanhouden en vrijkomende olie was hoe dan ook op de Franse kust aangespoeld, tenzij de Fransen het wrak tot achter lerland hadden kunnen slepen en dan was er een groot internationaal incident ontstaan, zo mag men aannemen. Het voorspelbare effect van de sleperij was tweeledig: door de bron verder uit de kust te brengen kreeg de olie meer gelegenheid zich te verspreiden dan wanneer de tanker juist naar de kust toe was gesleept (bijvoorbeeld een baai in). Nu spoelde er olie aan over een kustlengte van 500 kilometer, van La Baule tot in Spanje aan toe. Het tweede effect was, dat de tanker in relatief diep water (120 m) zonk, waardoor een berging moeilijker wordt dan nodig was geweest.