Sinds circa 1980 hebben wij in de bebouwde kom Futen (Podiceps cristatus), die wij nu ‘Stadsfuten’ noemen en die meestal eerder broeden dan de vogels in het buitengebied. Over de oorzaken van deze migratie naar de stad bestaan nog weinig harde gegevens. Ik zal hier niet verder op ingaan maar ik heb al eens een aantal factoren vermeld in ‘De Gierzwaluw’ 1993-(3). De winter 1998-1999 was mild en zacht, warmterecords werden gebroken, vorstperioden waren kort. In januari liepen Gele Kornoelje en andere struiken uit, zangvogels rumoerden in de tuinen, er waren pollen vroege Winterakonieten en zelfs Lenteklokjes in de Heemtuin. Op 11 januari ontdekte ik een nest met een broedende Fuut in een waterloop bij de Sloterplas en besloot dit broedgeval dagelijks te volgen. Het ging hier ongetwijfeld om een extreem vroege broedpoging, mijn observaties eindigden begin maart en groeiden uit tot een ‘Kroniek van een Futenfamilie’. Hieronder een samenvatting.