‘We British are good in subjects, which in fact do not matter’, vertrouwde een Engelse vogelaar mij eens toe. Dat gebeurde tijdens een vogelreis in Siberië, op een dag dat veel misging, zodat ik mij ging afvragen of al het geploeter om vogels wel de moeite waard was. Kennelijk twijfelde die Brit ook. Met zijn bekentenis liet hij blijken zijn landgenoten goed te kennen. Want uit Engeland stammen veel zaken die het bestaan aangenaam pavoiseren, maar voor pure overleving onnodig zijn. Ik noem er twee, met tussen beide onderwerpen een wereld van verschil: voetballen en vogels kijken. Met deze voorbeelden riskeer ik puntige commentaren. Die zijn welkom, maar reken niet op reactie. Jawel, ook met vogelen waren de Britten er vroeg bij. Al in de zeventiende eeuw kwamen op de schaarse tijdstippen dat beide naties elkaar niet bevochten om de heerschappij op zee, Engelsen voor vogels naar Nederland. Hun bevindingen droegen bij aan onze kennis over hoe het er in dit land vroeger met vogels voorstond.