Alaska is groter dan Engeland, Frankrijk, Italië en Spanje bij elkaar en de ligging van het zuiden en noorden komt overeen met de positie van Amsterdam en de Noordkaap. Een immens gebied dus en het zal dan ook niet verbazen dat er grote verschillen bestaan tussen het noorden en het zuiden. Als het in Fairbanks bijvoorbeeld twintig graden vriest, kan het kwik in de havenstad Seward nog met gemak boven nul staan. Daarnaast kan de zomerzon in het noorden onophoudelijk schijnen, terwijl het zuiden dan de langste nacht heeft. De belangrijkste oorzaak voor deze tegenstelling is de invloed van de zee. Deze heeft, net als bij ons, een matigende werking op het klimaat, maar voert tegelijkertijd ook bakken met regen aan. Desondanks is het zuiden, in het bijzonder het schiereiland Kenai (Kenai Peninsula), een absolute ‘must’. Dit gebied, dat iets ten zuiden van Anchorage ligt, is namelijk zeer in trek bij overwinterende watervogels en pleisterende migranten. Bovendien vormen de havens van Homer en Seward de vertrekpunten van zeer lonende walvis- en vogelexcursies. Het schiereiland Kenai staat bij ons iedere reis op het programma. Weer of geen weer, maar meestal valt het met de regen wel mee. In het najaar van 2003 troffen we op een kampeerplaats in Girdwood twee doorregende Duitsers aan die ons dringend adviseerden niet verder naar het zuiden te gaan. Het was daar volgens hen geen seconde droog geweest. De vooruitzichten waren inderdaad niet goed. Het plensde de hele nacht nog door, maar de volgende ochtend was het droog en zonnig en zo bleef het de daarop volgende drie dagen ook. Ook in september 2004 was het overwegend stralend weer en de enige echte teleurstelling was eigenlijk het fameuze Potter Marsh, dat net onder de rook van Anchorage ligt. In de lente en vroege zomer schijnt dit plasdrasgebied een waar eldorado te zijn van broedvogels, maar in het najaar valt er geen eer te behalen. Veel meer vogels dan wat ruiende eenden, een paar Grote Geelpootruiters Tringa melanoleuca en een eenzame Amerikaanse Watersnip Gallinago delicata zag ik daar niet. Een ook aanwezige, zeldzame Toendraglanslibel Somatochlora sahlbergi – die eigenlijk al een paar weken dood moest zijn – was echter meer dan een pleister op de wond.