In het voorjaar van 2007 broedde langs een singel aan de Brabantweg in Arnhem-Zuid een paartje Knobbelzwanen. Terwijl mevrouw Zwaan op de eieren zat, bewaakte mijnheer Zwaan haar en het nest. Vlakbij was een openbare telefooncel, zo’n groene, driekantige. Op een dag zag mijnheer Zwaan, terwijl hij op patrouille was, dat er in die telefooncel nog een mannetjeszwaan was. En nog wel een heel brutale ook. Als je op hem afstoof, deed de andere zwaan precies hetzelfde. Als je naar hem hapte, hapte hij even fel terug. Alles wat je deed, aapte hij na. Om gek van te worden. Soms werd de indringer heel agressief en ja, dan moest mijnheer Zwaan het ook wel worden... Maar heel bedreigend was die andere zwaan nu ook weer niet. Hoe hij ook tekeerging, hij bleef altijd veilig en enigszins vaag aan de andere kant van het plexiglas van de telefooncel. Na een half uurtje machtsvertoon over en weer liet mijnheer Zwaan zijn rivaal dan ook maar voor wat hij was. En het gekke was, dat zodra hij waardig wegliep, ook zijn rivaal zich gewonnen gaf en afdroop. Maar zodra hij weer ging kijken – en dat moest hij natuurlijk als gewetensvolle echtgenoot en aanstaande vader geregeld doen – kwam ook die indringer weer met opgezette veren aanwaggelen. En dan moest je hem opnieuw laten zien wie hier de baas was, net zo lang tot hij er weer vandoor ging.