Vogels kunnen bij het zoeken naar voedsel voordeel hebben van het gedrag van andere dieren. Veel vogelaars zijn vertrouwd met het beeld van voedsel zoekende Spreeuwen en Kieviten bij grazende koeien, waarbij insecten worden opgejaagd uit de vegetatie en misschien wormen uit de grond. De Koereiger heeft aan dit gedrag zelfs zijn naam te danken en de Duitsers noemen de Gele Kwikstaart niet voor niets Schafstelze. Diverse soorten eenden, waaronder Brilduikers, maar ook Meerkoeten profiteren van watertrappelende en grendelende zwanen, waarbij voedsel wordt opgedwarreld (Van Roon 1987). Muizen etende Grote Zilverreigers en Blauwe Reigers zoeken graag groepen grazende ganzen op (Prop 2008). Ingewikkelder is de relatie tussen Bot en Scholekster. De vis knabbelt stukken van de sifonen van Nonnetjes, kleine schelpdieren op het wad, waardoor deze omhoog moeten kruipen om met die sifon nog genoeg voedsel van het wadoppervlak te kunnen schrapen. Daardoor komen zij beter binnen het bereik van de scholekstersnavel (Zwarts 2000). Individuen van dezelfde soort kunnen elkaar ook helpen. Dit wordt sociaal foerageren genoemd. Bekende voorbeelden zijn sociaal vissende zaagbekken en Aalscholvers (Van Eerden & Voslamber 1995). Door het gemeenschappelijke duikgedrag worden de vissen opgejaagd, waardoor de vangkans per individu groter wordt dan wanneer de vogels op hun eentje zouden vissen.