Deze zomer bracht ons werk ons naar een instituut in Debrecen in oostelijk Hongarije. We reisden per auto en gebruikten vooral op de terugweg de kans om op ons gemak de Hongaarse Puszta en het Neusiedler Meer aan de Hongaars-Oostenrijkse grens te verkennen. De Puszta is een boeiend prairie-gebied, nogal droog en verziltend met tamelijk grote kuddes eigensoortige schapen, runderen en paarden. We maakten er een tocht per paard en wagen. Maar het volgende verhaal gaat over de enkele meren met uitgebreide rietvelden. Een paar kilometers ten Westen van Hortobagy vonden we op een stille avond twee ideale 'hochsitzen' met uitzicht over plassen en rietvelden. Spinnewebben vertelden dat ze in geruime tijd niet gebruikt waren. De naam van de kwak is een klanknabootsing. Die avond hoorden we het 'kwak' en 'kwok' van tien-twintig kanten uit het riet; heel gaaf en sonoor, met twee toonhoogtes. En onderwijl vlogen er andere van deze soort (ook jonge) heen en weer; soms in paren, soms individueel. Riet en plas zullen nog veel voor ons verborgen hebben gehouden, maar wat we zagen en hoorden was indrukwekkend.