Dit in 1994 verschenen rapport geeft een overzicht van de broedvogels van Nederland in 1992. Het bevat een uitgebreide inleiding en vier hoofdstukken. Daarin wordt vrij uitvoerig de methodiek van de BSP- en BMP-projecten besproken. Bovendien worden enkele externe factoren die bij een broedseizoen horen, zoals het weer, belicht. Veruit het grootste hoofdstuk behandelt de koloniebroedvogels en de zeldzame broedvogels, die in het kader van het BSP (landdekkend) zijn geteld. Dit is het meest informatieve hoofdstuk. In een tabel worden de totale aantallen per soort voor Nederland gegeven, terwijl men bij de soortbesprekingen terecht kan voor iets uitgebreidere informatie en nuanceringen. Dit maakt het geheel overzichtelijk en gemakkelijk te raadplegen. Een vraag als “hoe zit het nou eigenlijk met de Grote Karekiet” kan snel worden beantwoord. Er wordt (gelukkig) veel waarde gehecht aan een gedegen documentatie van broedgevallen van zeldzame soorten; in het verleden vaak een manco in SOVON-literatuur. In dat verband wordt in veel gevallen overleg gepleegd met de CDNA, bijvoorbeeld een geval van de Griel, maar in het geval van de Bergfluiter jammer genoeg niet.