De hoogtekaart van Groningen laat zien dat een betrekkelijk groot deel van de provincie te laag ligt om zonder bemaling droog te blijven. Een stelsel van kanalen en meren doet daarom dienst als boezem, waarop de diverse polders hun water lozen. Via spuisluizen bij Lauwersoog, Delfzijl en Nieuwe Statenzijl raken we het overgrote deel van ons overtollige water, en dat van Drenthe kwijt. Alleen bij harde (noord)westenwind zakt het zeewater te weinig om de spuisluizen open te kunnen zetten. Hierdoor kan het peil in de boezem stijgen. Dit gaf vóór 1968 nog wel eens aanleiding tot nattigheid in de lager gelegen delen van het achterland. Sommige polders stonden ’s winters vaak langdurig onder water, zoals de polder ‘Het Oosterland’ naast Frieseveen. Bij vorst leverde dit een prachtige ijsvloer op. Sinds de aanleg van de Lauwersmeer is dit echter verleden tijd, omdat de buffercapaciteit van de boezem hierdoor enorm werd vergroot.